Louise van Santen Kaften boekjes
 
   

Vertaald werk

Emily

kaft Emily

Een stuk gebaseerd op het leven van Emily Dickinson
Gepubliceerd in 1983
Uitgeverij International Theatre Bookshop / Haagse Comedie
ISBN 9064030510

Oorspronkelijke titel: The Belle of Amherst
Geschreven door William Luce
Vertaald door Louise van Santen
Bewerking door Anne-Marie Heyligers en Louise van Santen

Regie: Bas ten Batenburg
Spel: Anne-Marie Heyligers


‘Emily’, dit toneelstuk voor solotoneel, geeft een beeld van het leven van Emily Dickinson. Een beeld van de buitenkant; hoe het zich voor het oog heeft afgespeeld.

Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 en stierf 15 mei 1886. Zij woonde in Amherst op The Homestead, haar ouderlijk huis, samen met haar vader, haar moeder en haar jongere zuster Lavinia. Haar oudere broer Austin en zijn vrouw Susan, woonden in The Evergreens, een huis op hetzelfde landgoed, verbonden door een pad met The Homestead.

Wij weten wat Emily Dickinson dacht en deed en hetgeen zij innerlijk beleefde, uit de 1775 gedichten die zij schreef en uit de 1949 brieven die zijn teruggevonden. ‘Emily’ — dit stuk — werd opgebouwd uit een veertigtal gedichten en uit honderden citaten uit haar brieven.

Na haar dertigste jaar trok Emily Dickinson zich terug op The Homestead. Vanaf dat moment zag zij alleen haar naaste familie. Bij hoge uitzondering ontving zij gasten.
Vaders huis en mijn tuin’ schrijft zij ‘dat is mijn wereld. Ik hoefde nooit ergens heen om mijn paradijs te vinden. Ik vond het allemaal hier.’ Dit alles zegt uiteraard niets over haar genie, de uitzonderlijkheid van haar geest, of over de kracht van haar woorden.

De bron van haar creativiteit was onuitputtelijk. Wel zegt dit ‘zich terugtrekken’ misschien iets over de vorm en de inhoud van haar poëzie en over het miskend zijn in eigen tijd.
Het blijft een vraag of het zich terugtrekken een gevolg is of juist een oorzaak. Werd door haar isolement haar poëzie gericht op innerlijk beleven, of zocht zij voor dit innerlijk beleven juist dit isolement?
Waarschijnlijk is, dat haar idioom — de wijze waarop zij de taal gebruikte — door dit isolement onafhankelijk kon worden. Zij werd niet gehinderd door literaire stromingen of door conventies, die schijnbaar belangrijk zijn in de ‘wereld’. Zij schreef niet in die wereld; zij schreef in haar eigen wereld: dagelijkse dingen, die zij zag in het licht van de eeuwigheid. Haar verbeelding was onvermoeibaar.

Zij schreef omdat zij moest schrijven. Het feit dat niemand haar genie herkende, dat niemand haar poëzie naar waarde schatte, heeft nooit haar inspiratie verminderd.
Zij was er om te schrijven. Zoals het gesprek met de lijster in één van haar gedichten:
waarom zingen als niemand je hoort?
ik ben er om te zingen!

Tijdens haar leven werden zeven gedichten gepubliceerd — onder pseudoniem!
De poëzie van Emily Dickinson is minder formeel dan die van welke dichter ook uit haar tijd. Haar rijm is bijna altijd schijn-rijm. Zij liet woorden op elkaar rijmen wanneer deze beiden op ‘d’ eindigden bijvoorbeeld of op een ‘n’; zij laat ‘dorp’ en ‘bord’ rijmen, ‘bereik’ en ‘eind’. Wij zouden het nu modern noemen.
Haar woordenschat was onbegrensd en zij gebruikte woorden met grote trefzekerheid. Haar verrassende metaforen zijn zonder tal.

Uit ‘kladblaadjes’, vaak vodjes papier, achterkanten van enveloppen, randjes afgescheurde krant etc., uit de weinige kladbladen die zijn teruggevonden, wordt het duidelijk dat zij vaak bij het schrijven van een gedicht, voor één woord, een aantal mogelijkheden noteerde waaruit zij zou kunnen kiezen; synoniemen, klankrijmen, metaforen (beschrijvende uitdrukkingen). Vaak koos zij een metafoor. Een metafoor die logisch voortkomt uit de reeks die zij had genoteerd, maar die voor ons soms onverwacht naar voren springt en dikwijls moeilijk te doorgronden is.

Uit de duizenden voorbeelden, zo maar één als illustratie: ‘met mijn granieten lip’ de slotzin van een gedicht dat — kort samengevat — zegt: als ik niet meer zou leven als de lente komt, weet dan dat ik zou willen bedanken met ‘mijn granieten lip’. Granieten lip, staat hier voor grafsteen — granieten grafsteen. Een metafoor die misschien onverwacht en verwarrend is bij eerste lezing, maar suggestief en helder op het moment dat zij zich aan de lezer openbaart.

Zoals Picasso de kern raakte door het weglaten van lijnen en door tegelijkertijd een gezicht ‘en profile’ en ‘en face’ te vatten, zo werkte Emily Dickinson met het weglaten van woorden met tegelijkertijd de dingen van buitenaf en van binnenuit te laten zien. Zoals de granieten lip, de grafsteen, die van buitenaf dood-zijn vertegenwoordigt en die van binnenuit — vanuit de aarde gezien — een laatste kontakt met leven oproept.

Haar weglatingen — de stiltes — zijn geladen met kracht; zij geven een gevoel van unieke intensiviteit.
Toch is de betekenis van die stiltes niet altijd duidelijk bij een eerste lezing.
Ook haar vervoegingen van werkwoorden leken vaak bizar, wanneer niet het gehele oeuvre werd bekeken. Het was alsof deze gepast moeten worden in het ritme en de vorm van de hymnen. De vorm die zij gebruikte voor het overgrote deel van haar poëzie.

Haar volkomen eigen idioom leidde vaak tot zoeken en gissen over de bedoeling van haar woorden.
Jarenlang ging men er vanuit dat Emily Dickinson grammaticale fouten maakte. Een opmerking die te vergelijken zou zijn met een verwijt aan Picasso, dat er lijnen ontbreken in zijn portret en dat de gelijkenis niet naturalistisch is.

Tijdgenoten van Picasso waren — eventueel — in staat zijn ontwikkeling te volgen; van de éne periode ging hij over naar de volgende.
De ontwikkeling van Dickinson daarentegen kent geen periodes. De vorm, de taalopbouw, de metaforen, de stiltes zijn onveranderd manifest in al haar werk; van haar eerste gedicht tot haar laatste. Haar idioom was van begin tot eind onorthodox; niet aangesloten bij alles wat bestond of was voorafgegaan. Voor haar tijdgenoten was haar werk te modern om de sprong naar ‘begrijpen’ te maken.
Zij sloot geen akkoord met haar lezers.

Bijna elk gedicht van Dickinson begint met een mededeling: een unieke observatie.
Alleen al het lezen van de inhoudsopgave van de bundels — die later alfabetisch geschikt werden naar de eerste regels — alleen het lezen van deze eerste regels — is al een schokkend beleven, is poëzie.

Alles kan vereffend behalve dood (nr. 749)
Dauw is het friste in het gras (nr. 1097)
Elke sekonde is de laatste (nr. 879)
Verder in zomer dan de vogels (nr. 1068)
Licht is voldoende voor zichzelf (nr. 862)
Liefde gaat vooraf aan leven (nr. 917)
Geen die het zag vertelde het ooit (nr. 1110)
’t Vertrouwen van een kind is nieuw (nr. 637)
Het feit dat aarde hemel is (nr. 1408)
De berg zit breeduit in het dal (nr. 975)
Dichters steken de lamp aan (nr. 883)
Hun hoogten in Hemel is geen troost (nr. 696)
Vlucht is zo een dankbaar woord (nr. 1347)
Er is een pijn zo uiterst (nr. 599)

Haar eerste regel bevat de mededeling. Daarna volgt een belichting, een omspeling, een vergelijking, een verdieping of iets van dit alles. De laatste zin krijgt dikwijls een verrassende conclusie, in de vorm van een metafoor.

Hoewel Emily Dickinson honderd jaar geleden stierf, wordt zij pas de laatste decennia tot de grote Amerikaanse dichters gerekend. Zoals vermeld, haar idioom heeft jaren lang velen in verwarring gebracht en haar ‘modernisme’ was haar tijd ver vooruit.
Het ‘anders zijn’ was deze grote dichteres: haar genie, haar originaliteit, haar onblusbare inventiviteit, bezit de kracht ons tot op vandaag te achtervolgen. Sterker; bezit de kracht ons tot op vandaag te inspireren.
 

Enkele notities

Emily’s nichtje, Martha — de dochter van haar broer Austin — bracht vaak vriendjes en vriendinnetjes mee, om te spelen in de grote tuin. Eén van hen, Mac Gregor Jenkins, herinnert zich:
... het raam van miss Emily’s kamer, en al vlug verscheen een mandje in het kozijn. Het werd langzaam neergelaten... wij zagen twee smalle handen, die een koord met veel knopen lieten vieren, en boven, afgetekend in het raam, een tenger figuurtje in het wit en een paar lachende ogen.
Ik zal nooit de inhoud van dit mandje vergeten. Het was zozeer als miss Emily zelf, en zozeer als geen ander. Het mandje bevatte altijd peperkoek...

In tegenstelling tot vandaag, waar kant en klare pakken en zakken uit de supermarkt worden gehaald, hing in Emily’s tijd het succes van bakken af, van een aantal kundigheden.
Het beoordelen van de kwaliteit van het meel, de sterkte van de gist, de temperatuur van de oven en de tijdsduur.
De ovens zelf vroegen om oplettendheid en ervaring. Het slagen werd mede bepaald door het soort hout dat gebruikt werd en door de grootte van de stukken.
Vakwerk!

Emily hechtte veel waarde aan culinaire prestaties: ‘vriendschap’ schrijft zij, ‘is als brood, onopvallend, tot wij honger hebben, en dan dromen wij er van...

De laatste brief die Emily Dickinson schreef, een paar dagen voor haar dood op 15 mei 1886, was gericht aan haar nichtjes Louise en Frances Norcross.

De tekst luidde heel eenvoudig:

Kleine nichtjes,
Teruggeroepen.
Emily.