Louise van Santen Kaften boekjes
 
   

Vertaald werk

Gedichten

kaft Gedichten

Gepubliceerd in 1986 - 2de druk 1991, 3de 1991, 4de 1992, 5de 1994, 6de 1992
Uitgeverij de Prom, Baarn
ISBN 9068010689 (eerste druk)

Een van de meest intrigerende dichters in de westerse literatuur is Emily Dickinson (1830–1886). Van haar zijn 1775 gedichten en 1049 brieven bekend. Na haar dertigste jaar trok de dichteres zich terug en slechts bij hoge uitzondering ontving zij gasten. ‘Vaders huis en mijn tuin, dat is mijn wereld’, schreef zij. ‘Ik hoefde nooit ergens heen om mijn paradijs te vinden. Ik vond het allemaal hier.’ De bron van haar creativiteit was desondanks onuitputtelijk.

In haar eigen tijd werd zij miskend, maar de laatste decennia is er een opleving te zien in de belangstelling voor haar poëzie, en zij wordt nu tot de grootste Amerikaanse dichters gerekend.
Louise van Santen heeft meer dan tien jaar het leven en werk van Dickinson bestudeerd. Vanuit die grote kennis heeft zij een bundel vertalingen gemaakt, uitgaande van de opdracht van Emily Dickinson:

Dit is mijn schrijven aan de Wereld
die nimmer schreef aan Mij —
Een tijding door Natuur verteld
met tedere Majesteit

Deze bundel bevat een klein boeket gekozen uit de 1776 gedichten van Emily Dickinson en een korte verhandeling over haar leven en haar werk.

De poëzie van Emily Dickinson is moeilijk toegankelijk. Zij heeft een grote — vaak bizarre — vocabulaire. Haar idioom is geserreerd en haar metaforen lijken soms mysterieus. Door het Nederlandse gedicht — dat de interpretatie van de vertaler heeft ondergaan — naast het Engelse gedicht te plaatsen, wordt voor de lezer de oorspronkelijke tekst toegankelijker gemaakt.

De gedichten van Emily Dickinson hebben meer dan een halve eeuw — vanaf 1886 — rondgezworven, voordat ze in 1950 in verzamelde vorm konden worden uitgegeven. Een reeks van oorzaken lag hieraan ten grondslag: onbegrip en onkunde van de criticus Thomas Higginson, onmacht en onwil van haar schoonzuster Susan — de vrouw van Emily’s broer Austin — en represailles van de zijde van Mabel Todd, de vrouw met wie Austin tot zijn dood een verhouding heeft gehad.

Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst (Massachusetts), een rustige universiteitsstad.
Haar vader, Edward Dickinson, was een van de notabelen van Amherst en vele jaren thesaurier van de universiteit.Hij was advocaat van beroep en zeer invloedrijk, had een streng karakter en domineerde het gezin. "His heart was pure and terrible," schreef Emily Dickinson na zijn dood in 1874, "and I think no other like it exists."

Haar moeder was een ingetogen vrouw, wier belangstelling in hoofdzaak gericht was op echtgenoot en kinderen. Haar oudere broer Austin, de enige zoon, was zachtmoedig en gevoelig en leefde in de schaduw van zijn vader. Hij trouwde in 1856 met Susan Gilbert — uit Amherst —, een jeugdvriendin van E.D. met een levendige belangstelling voor literatuur. Austin en zijn gezin bleven hun hele leven buren van E.D. Haar jongere zuster Lavinia was praktisch, bedrijvig en zeer toegewijd aan Emily, en zij verzorgde en beschermde haar gevoelige en soms verlegen zuster. Aan het einde van E.D.’s leven, toen zij zich steeds meer terugtrok, was Lavinia de belangrijkste schakel met de buitenwereld.

Rond 1850, na het beëindigen van haar studie — twee jaar Amherst Academy en één jaar Mount Holyoke Female Seminary — leerde E.D. twee jonge mannen kennen die waarschijnlijk invloed op haar ontwikkeling hebben gehad: Leonard Humphry, docent aan de Amherst Academy, en Benjamin F. Newton, een student rechten werkzaam op het kantoor van haar vader. Zeker is dat beiden haar belangstelling voor literatuur stimuleerden en dat Newton haar aanmoedigde tot schrijven.

Data van haar eerste gedichten zijn niet bekend. In 1858 — E.D. was toen 28 — moet er al een aanzienlijk aantal zijn geweest; zij begon toen met het ordenen, door de gedichten in inkt over te schrijven en de beschreven vellen in bundeltjes aan elkaar te naaien. Haar creatieve explosie moet zijn ontstaan in de vroege jaren zestig, na haar ontmoeting met een geestelijke uit Philadelphia, die diepe indruk op haar heeft gemaakt: dominee Charles Wadsworth.

Van de correspondentie die na deze ontmoeting tot stand kwam, is weinig bewaard gebleven. Wel is bekend dat Wadsworth in september 1860 E.D. heeft bezocht. Bij deze gelegenheid zou hij haar hebben meegedeeld dat hij een nieuwe functie had aanvaard in San Francisco. De schok van zijn vertrek zou een verklaring kunnen zijn voor de kolossale produktie van die jaren. E.D. zelf schrijft: "I had a terror since September, I could teIl to none, and so I sing, as the boy does by the burying ground, because I am afraid."

In diezelfde jaren schijnt E.D. voor het eerst te hebben gedacht aan publiceren. In 1862 gaf zij gevolg aan een oproep in The Atlantic Monthly waarin de schrijver en criticus Thomas Wentworth Higginson jong literair talent uitnodigde tot het inzenden van werk. Higginson publiceerde nooit de gedichten die zij inzond, hij verzocht haar wel meer werk te sturen. Er ontstond een jarenlange correspondentie tussen Emily Dickinson en Thomas Higginson. E.D. stuurde hem in de loop der jaren een vijftigtal gedichten, maar Higginson was niet in staat om het talent van de dichteres te herkennen en zeker niet om het geniale in haar te zien. Wel bleef hij al die tijd geïnteresseerd en gefascineerd.

Hoewel zij geen erkenning vond voor haar literaire werk, hield zij nooit op met schrijven. Geleidelijk distantieerde zij zich van het sociale leven, en vooral van de sociale verplichtingen die ongetrouwde vrouwen in kleine gemeenschappen hadden. In 1865 trok zij zich geheel terug op het kleine ouderlijke landgoed, dat zij ook nooit meer verliet.

In de laatste jaren van haar leven hield zij zich bezig met de tuin. Zij legde een herbarium aan dat vandaag nog belangwekkend is. Zij had haar taak in het huishouden en zag het dorpsleven aan zich voorbijtrekken vanuit het venster van haar kamer.

Tijdens haar leven werd zij al een legende. Men noemde haar "The Myth".
Emily Dickinson stierf op 15 mei 1886. Haar zuster Lavinia vond na de dood van Emily in de onderste la van haar ladenkast de later beroemd geworden gedichten. Zelfs Lavinia was verbaasd over de hoeveelheid. Ondanks het feit dat zij op de hoogte was van het schrijven van haar zuster; ondanks het feit dat zij op alle jurken van Emily zakken naaide, zodat deze potlood en papier bij zich kon dragen.

Lavinia verbrandde — ongelezen — de correspondentie die zij in de ladenkast vond, maar de gedichten van haar geliefde zuster wilde zij aan de wereld geven. Zij riep de hulp in van haar schoonzuster Susan Gilbert Dickinson, de vrouw van Austin, voor het kopiëren van de gedichten. Maar deze achtte de taak te moeilijk.
Bovendien was er een verwijdering ontstaan tussen de schoonzusters, doordat Austin een jarenlange verhouding onderhield met de zeer begaafde Mabel Loomis Todd, die door Lavinia als vriendin in huis werd ontvangen. Vervolgens wendde Lavinia zich tot Mabel Todd, die als schrijfster veel succes had. Deze stemde toe en begon aan de intensieve arbeid van het kopiëren.

In de lange periode die Todd nodig had voor het overschrijven van de grote hoeveelheid gedichten, bracht Lavinia haar steeds in kleine porties de door E.D. zelf aaneen genaaide bundeltjes. Voor het gemak van het kopiëren en later voor het uitzoeken, samen met Higginson, werden alle draden doorgeknipt. Er ontstond een onoverzichtelijke sneeuwberg van beschreven papier. Pas veel later realiseerde men zich dat de onderwerpen van de gedichten in zekere zin synchroon liepen met gebeurtenissen en emoties in en rond E.D.’s leven.

Ernstig was ook het steeds groeiende conflict tussen Mabel Todd en de erven van Austin Dickinson, die in 1896 was gestorven. Meer dan zeventien jaar hadden Mabel Todd en Austin Dickinson een verhouding gehad. Tijdens zijn leven had Austin Mabel meermaals verzekerd, zelfs schriftelijk, dat zij zich geen zorgen behoefde te maken over dat deel van zijn erfenis dat hij haar had toebedeeld.
Bij zijn dood bleek echter dat er geen enkele regeling of voorziening ten gunste van haar was getroffen. Een jarenlang proces volgde.

Als represaille behield Mabel Todd, onrechtmatig, een groot aantal van de gedichten van E.D. die onder haar beheer waren en in haar bezit bleven tot haar dood in 1932.

In 1890 verscheen het eerste bundeltje. Bijna alle gedichten waren verminkt door Higginson, die zich geroepen voelde ‘verbeteringen’ aan te brengen; schijnrijm te vervangen door ‘echt’ rijm, metaforen die niet direct begrepen werden te verduidelijken.

Ondanks de schade aangericht door Higginson, was de zeggingskracht van Emily Dickinson’s poëzie zo sterk, dat binnen twee jaar tien herdrukken verschenen. In de daaropvolgende jaren verschenen nog twee ‘verbeterde’ bundeltjes. Daarna heeft het werk lange tijd stilgelegen, wegens reeds genoemde redenen. Ten slotte kocht in 1950 de Harvard University alle manuscripten en de publicatierechten.

In 1955 verscheen The poems of Emily Dickinson, de verzamelde gedichten onder redactie van Thomas H. Johnson. De nummering in de uitgaven van Thomas H. Johnson is, voor zover hij dat kon herleiden, chronologisch.

Het feit dat Emily Dickinson al een legende was tijdens haar leven en het feit dat er veel daadwerkelijke kennis verzameld moet worden voor het begrijpen van haar metaforen en voor het ordenen van haar poëzie, vertroebelen soms de essentie.
In de vele studies die de laatste tientallen jaren over E.D. verschenen zijn, wordt veel aandacht besteed aan haar persoonlijke leven, maar opvallend weinig aan haar vakmanschap. Men heeft het over haar ‘beklagenswaardige kluizenaarschap’, schrijft dit toe aan een geheimzinnige minnaar en aan haar tirannieke vader (volgens Ted Hughes) en andere niet te achterhalen feiten, die verder niets verklaren over haar dichterschap.

E.D. reviseerde haar gedichten, maakte lijsten met woorden, experimenteerde met het metrum. Zij gebruikte een volkomen eigen en origineel interpunctiesysteem, dat zij geleidelijk ontwikkelde. Dikwijls zette zij gedachtenstreepjes in plaats van punten, en plaatste hoofdletters midden in zinnen om woorden of begrippen te benadrukken.
En bovenal was haar rijm oorspronkelijk. Zij gebruikte zelden echte rijmwoorden. Het gebruik van volrijm in een afgepast metrum geeft een gevoel van voorspelbaarheid. Het inventieve schijnrijm dat E.D. bezigde, geeft de lezer steeds opnieuw een schok van verrassing.

Zij had een eigen "filing"-systeem dat haar in staat stelde om in haar werk de weg te vinden. In 1862 schreef zij een gedicht "When I hoped I feared —" (1181) en kwam daar op terug in 1868 en nog eens in 1871.
Het gedicht "These are the days when Birds co me back —" (130) gevonden in een bundeltje van 1859 nam zij vierentwintig jaar later weer op en verzond dat mee in een brief.

Zij bewaarde haar vellen papier, haar ‘vodjes’, haar aantekeningen en notities en kon ze jaren later weer opnemen en gebruiken in een ander gedicht. Zij hield géén dagboek bij.

Emily Dickinson’s poëzie is, net als haar brieven, altijd ‘zuiver’. Zij concentreert zich op de essentie van hetgeen zij ziet en voelt. Haar gedachten en haar vergelijkingen zijn origineel, onaangetast door mode of stijl van haar tijd.
Een van de meest unieke facetten van E.D.’s poëzie is het observeren van emoties, zonder dat haar eigen gevoelens het onderwerp vertroebelen.
"I heard a Fly buzz — when I died —" (465)

E.D.’s metaforen vragen soms verbeeldingskracht van de lezer en dikwijls daadwerkelijke voorkennis. Zo wordt men bij voorbeeld in "I measure every Grief I meet" (561), in de 8ste strofe voor een raadselachtig metafoor geplaatst. E.D. beschrijft in dit lange gedicht verschillende soorten pijn, verdriet, smart, die ieder als zijn kruis moet dragen. Een van die soorten beschrijft zij als volgt: "There’s Banishment from native Eyes — In sight of native Air —". Hier spreekt E.D. over de breuk met haar schoonzuster Susan. Susan Gilbert Dickinson was van kinds af haar intieme vriendin en een van de weinigen die haar innerlijke drang, haar noodzaak tot schrijven, hebben begrepen. "Native Eyes — In sight of Native Air —" een metafoor voor: de verbanning of ontbering van Susan’s bewonderende blik op eigen grondgebied. E.D. is een meester in het plaatsen van ‘dingen van de dag’ in een abstract perspectief.

Dergelijke metaforen stellen niet alleen de vertaler voor problemen, ook de Engelstalige lezer heeft het er vaak moeilijk mee.
Een van de meest controversiële gedichten is (754) "My life had stood — a Loaded Gun —". Dit gedicht heeft veel interpretaties uitgelokt; deze handelen alle over het psychische leven van E.D., in verband met haar poëtische, seksuele of andere agressieve energie. Voor Charles Anderson is "the Owner" een geliefde, "the Loaded Gun" de geladen potentie van de mens. David Porter ziet "the Gun" als een instrument van taal. Volgens Sharon Cameron behandelt het gedicht de wijze waarop ‘dood’ zich verhoudt tot zowel ‘kennis’ als ‘macht’. Eén ding hebben zij allen gemeen, zij interpreteren "the Gun" als een symbolisch voorwerp. Hierdoor wordt groot belang gehecht aan dit symbool. In mijn interpretatie is "the Gun", zoals E.D. het begrip hier gebruikt, letterlijk bedoeld. Een voor de hand liggend voorwerp waarop zij emoties — welke die emoties ook mogen zijn — projecteert.

Het gedicht werd geschreven in 1863, tijdens de Civil War. Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk dat in de hoek van de kamer inderdaad een geladen geweer te vinden was. Niet dat het gedicht hiermee wordt verklaard. Het blijft een allegorie. Wel een voorbeeld van ‘dingen van de dag’ geplaatst in een wijd perspectief.

Een ander aspect van E.D.’s visie op het bestaan — dat nooit in haar poëzie ontbreekt — is het tijdloze; ‘gisteren’, ‘heden’ en ‘eeuwigheid’ liggen bij E.D. altijd in elkaars verlengde. Hoe tijd-bepalend en plaats-bepalend haar onderwerpen ook kunnen zijn, het geheel wordt steeds universeel. De wereld van haar poëzie ligt tussen het zichtbare en het onzichtbare; tussen het lokale en de oneindigheid.

Emily Dickinson’s zeggingskracht heeft een absolute autoriteit. Elk van haar gedichten neemt de lezer mee op een zwerftocht door haar innerlijk leven. Zij spreekt in opperste eenvoud en met een uiterst economisch taalgebruik.

Dikwijls is het of bij het lezen van haar gedichten de tekst openbreekt en de betekenis naar buiten treedt. Alsof de waarheid — een waarheid — zich openbaart. Zelfs daar waar nog niet elk detail duidelijk is.
Zoals ik even aanduidde in het voorwoord: de Nederlandse gedichten in deze bundel kwamen tot stand via de
interpretatie van de vertaler. Ik heb alleen die gedichten opgenomen waarvan de inhoud en de metaforen zich aan mij hebben geopenbaard, waardoor zij zich, naar ik hoop, ook aan de lezer zullen openbaren.